woensdag 19 maart 2014

Semiotiek 

Semiotiek: houdt zich bezig met tekens en de betekenissen die hiermee samenhangen. Semiotiek kan betrekking hebben op symbolen maar ook op combinaties van tekens. 
Een teken is iets dat waarneembaar is en het vertegenwoordigt iets wat niet aanwezig is: een object waarnaar verwezen wordt.
Vaak geeft de plaats, de omgeving of context van het teken aanwijzingen in welke richting we de betekenis van het teken moeten zoeken.
Tekens krijgen hun belangrijkste betekenis door de combinaties met andere tekens. En door hun al dan niet expliciete relaties met tegengestelde tekens. Het concept “rijk” geeft alleen betekenis doordat we het begrip “arm” kennen.
Behalve dat een teken waarneembaar is en in de plaats van iets anders staat, is het iets dat aanzet tot interpretatie. Het teken verwijst niet alleen naar het object, het doet er ook een uitspraak over. Deze uitspraak noemen we interpretatie.
Hoe kan een teken verwijzen? Om daar een antwoord op te geven onderscheidt Peirce 3 typen relaties tussen een teken en dat waar het teken naar verwijst: een iconische, een indexicale en een symbolische relatie.
Iconische tekens
een teken is iconisch als het gelijkenis vertoont met iets anders. Bij uitstek iconisch zijn standbeelden, foto’s en film: wat je ziet, lijkt heel erg op wat er is afgebeeld. Pictogrammen worden doorgaans ook begrepen door hun iconische betekenis. Pictogrammen zijn bijvoorbeeld vaak geabstraheerde en vereenvoudigde afbeeldingen van het object.

Indexicale tekens
We noemen een teken indexicaal als het een belangrijke verwantschap vertoont met het object zonder erop te lijken. Rook duidt op vuur, vossensporen op de aanwezigheid van vossen, vingerafdrukken leiden tot de dader.





Symbolische tekens
Een nog losser verband tussen object en teken vind je wanneer de relatie is gebaseerd op afspraken, regels of gewoontes. Het teken staat symbool voor het object. Daarvoor moet je wel kennis hebben van de culturele codes in de samenleving. (bijv. kruis->kerk)

Betekenislagen: de theorie van Barthes een tweede onderscheid uit de semiotiek dat door veel communicatiespecialisten wordt gebruikt, is dat van gelaagde betekenis. Volgens Barthes krijgen tekens in principe altijd op twee niveaus betekenis: op denotatief en connotatief niveau. De analysemethode van Barthes wordt vooral gebruikt in onderzoek naar interpretatie van beelden binnen een bepaalde sociale groep of cultuur.
Denotatie
Herkennen wat er wordt afgebeeld. Je kunt in denotatie twee lagen aanbrengen. Primaire denotatie: afbeelding van een schelp (je ziet de vorm, rangschikking, grootte, onderlinge afstanden, proporties, materiaal, kleur). Secundaire denotatie: oliegigant (objectieve betekenis waarvoor je wat meer kennis nodig hebt) -> over denotatie zal niet veel discussie zijn.

Connotatie
Connotatie vertoont meer variatie, het gaat om een gevoelswaarde.
- Connotatie op cultureel niveau (op grond van gedeelde waarden)
- Connotatie op individueel niveau (op grond van persoonlijke waarden)
Peirce beschrijft de wijze waarop het teken verwijst naar het object (eenrichtingsverkeer). Van het object naar het teken naar de betekenis. Het proces van Barthes is wederkerig: het publiek kan de tekens een andere betekenis geven dan de maker van het beeld bedoelde.

Gestalt


Gestalt wetten: Gestalt betekent belevenis
Er is altijd sprake van interpretatie: al onze visuele en andere waarnemingen passeren filters die onze hersens dankzij talloze eerdere waarnemingen hebben opgebouwd. De filters geven orde en duiding aan wat we waarnemen. Perceptie noemen we wat we van deze filters waarnemen.
Een van de vele gestaltwetten is de :

Wet van kernachtigheid:


Wanneer we visuele informatie verwerken zullen onze hersenen een beeld ervan maken dat Symmetrisch, simpel mogelijke vormen heeft, en de geringste aantal vormen bevat. 



Gestalt is eenvoud:
Het goed toepassen van de gestaltwetten zorgt voor orde en lagere brein belasting.
De mens probeert het leven makkelijk en duidelijk te houden. Een voorbeeld is het stoplicht als deze op groen springt weten wij dat wij kunnen doorlopen. Dit is Synchroniteit.

Betekenisvolheid (dat wat het meest betekenisvol is)
Nabijheid ( dat wat dicht bij elkaar zit)
Similariteit ( dat wat van gelijke soort is)
Bewegingsrichting ( dat wat dezelfde kant uit beweegt)
Gebied (dat wat in dezelfde ruimte zit)
Verbondenheid ( dat wat fysiek verbonden is)
Synchroniteit ( dat wat tegelijk gebeurt)

Wet van voorgrond en achtergrond:
We organiseren onze waarnemingen door voor en achtergrond van elkaar te onderscheiden.
Een voorbeeld is de Rubins vaas. De mensen die je op de achtergrond ziet en de vazen/pilaren op de voorgrond.


Wet van eenvoud:

Voorwerpen worden waargenomen in de meest eenvoudige vorm. ‘Less is more’
Zoals op een internet site hoe duidelijker en minder informatie er staat hoe makkelijker dit te begrijpen is en om iets te vinden. Welke onderdelen zijn echt nodig?















Wet van nabijheid.:

Elementen die zich dicht bij elkaar bevinden, zien wij als groepen. En als elementen van elkaar bevinden, worden ze als onafhankelijk van elkaar waargenomen.
vb: Geen namen  bij een rijks van vogels maar nummers, en hiernaast een lijst maken met alle namen van de vogels. Zodat we niet in de war raken.

Wet van overeenkomst:
Elementen die op elkaar lijken, worden als groep waargenomen. Elementen die te veel van elkaar verschillen, worden als apart waargenomen.
VB: producten van Zwitsal zijn altijd geel zo pak je dus nooit mis.
VB: Het museum in Rotterdam heeft in de vaste tentoonstelling over fossielen, met kleurcodes alle wanden en vitrines geschilderd in de kleur van de betreffende tijdvak.






Wet van symmetrie:
Symmetrische beelden worden als eenheid ervaren, zelfs al staan ze op afstand van elkaar.

Wet van gelijke achtergrond:

Voorwerpen met een gelijke achtergrond vormen een geheel. 














Wet van gelijke bestemming:

Dingen die dezelfde kant op bewegen, worden als eenheid gezien.

Wet van geslotenheid:

Zelfs als een visuele prikkel afwezig is, wil ons brein een regelmatig plaatje afmaken.
deze wet is opgedeeld in 2 wetten. Wet van ingeslotenheid en wet van ingevulde hiaat.

Wet van ingeslotenheid:

Voorwerpen omrand door een lijn worden als geheel gezien. Voorwerpen zonder rand worden apart gezien.

Wet van het ingevulde hiaat:

Dingen die er niet zijn worden door onze hersenen ingevuld, zodat toch een logisch verband ontstaat.
vb:  je hersens maken van het halve cirkeltje een rolstoel.

Wet van continuïteit:
Voorwerpen die in een doorgaande lijn zijn geplaatst, worden als geheel gezien en aan elkaar gekoppeld in tijd/plaats.
VB: De ronde draaiende bedrading die een ouderwetse telefoonhouder verbind met de telefoon. 







Wet van ervaring:
We zijn geneigd objecten die we waarnemen te vergelijken en te koppelen aan dingen die we al kennen. Vb: een link volkskrant.nl we weten dat dit een andere site weergeeft.

Gestalt als totaalbeleving

Deze wetten zorgen ervoor dat domme of onhandige fouten worden vermeden.
Al deze wetten versterken elkaar en staan dus niet apart.

VB: Ikea alles klopt er.  Kleuren blauw en geel wet van overeenkomst alle vestigingen lijken op elkaar. De wet van continuïteit (hun looppad) ze gebruiken leuke kookgadgets bij de keukens (wet van nabijheid.)